Thomas Kunst

Tips voor tijdens het examen

Vragen lezen:
  • Neem een goed woordenboek mee.
  • Lees de vraag goed. Gebruik zonodig een markeerstift, zoals je dat bij tekstbegrip ook doet.
  • Sla de inleiding vóór iedere vraag niet over! De vraag slaat óók op die inleiding!
  • Kijk goed naar de afbeeldingen die bij de vragen horen. Lees ook goed naar welke afbeelding of figuur je moet kijken!
  • Hoeveel wordt er gevraagd? Hoeveel punten is de vraag waard?
  • Vertaal vragen in eigen woorden.
  • Vraag je af: wat voor een soort vraag is dit?

Vragen beantwoorden:
  • Als je niet duidelijk en ordelijk je antwoorden opschrijft kan dat je punten kosten.
  • Herhaal de vraag in je antwoord. De vraag alleen herhalen is geen antwoord geven.
  • Antwoord niet met kreten [kleur! licht! ruimte! enzovoort], want daarmee doe je geen bewering. Een goed antwoord = bewering + uitleg (argument/voorbeeld/gevolg).
  • Truc: verleng je antwoord steeds met bijv.: “…, omdat/want/door/zodat…”. Doe dus beweringen, en geef bovendien steeds één of twee argumenten, voorbeelden of gevolgen.
  • Als gevraagd wordt iets uit te leggen, kijk dan hoeveel punten de vraag waard is. Drie punten? Geef dan drie deelantwoorden.
  • Een vergelijking bestaat uit twee delen. Als er naar een vergelijking wordt gevraagd, moet het antwoord dus altijd uit twee elementen bestaan.
  • Geef in je antwoord niet méér aspecten dan waar naar wordt gevraagd. Als bijvoorbeeld naar drie aspecten wordt gevraagd, worden alleen de eerste drie elementen van je antwoord beoordeeld. De rest telt niet mee. Kies dus voor de aspecten waar je zeker van bent.
  • Denk aan het verschil tussen voorstelling en vormgeving.
  • Laat geen vragen open. Schrijf altijd iets op, ook al denk je dat je het antwoord niet weet. Probeer dan een logisch antwoord te verzinnen.
  • Probeer niet uit te wijden (geen overbodige verhalen te houden). Kort en bondig werkt goed. Maar wees wel volledig, vooral als er gevraagd wordt naar beeldaspecten!
  • Let op dat je niet dezelfde antwoorden geeft op een vraag. Als er bijvoorbeeld naar drie aspecten wordt gevraagd, zorg dan dat je drie verschillende dingen noemt.
  • Stel er wordt gevraagd: “Noem een aspect waaraan je kunt zien dat een kunstwerk agressie uitstraalt”, bijvoorbeeld in het schilderij hieronder. Zeg dan niet alleen “Aan de kleur” of “Aan de vorm”. Omdat je hiermee te weinig uitlegt zijn dit altijd foute antwoorden waar je geen punten voor krijgt. Zeg bijvoorbeeld: “Er zitten veel fel rode en donkerblauw-zwarte kleuren in het schilderij en er zijn hele scherpe, heftige vormen geschilderd.”. Met andere woorden: probeer de beeldaspecten die je in de afbeeldingen herkent duidelijk te beschrijven.
  • Soms moet je een antwoord in twee delen opschrijven, bijvoorbeeld als er om uitleg of een toelichting wordt gevraagd. Zorg dat je jouw antwoord in dat geval duidelijk in twee delen opschrijft, namelijk b.v. “Beeldaspect – dubbele punt (:) – uitleg”.
  • Kijk goed als je klaar bent of je echt alle vragen beantwoordt hebt.