Film is een serie stilstaande foto’s die, snel achter elkaar belicht, de illusie van bewegend beeld creëert. Mede door de uitvinding van de fotografie lukt het in 1895 voor het eerst om uit meerdere beelden beweging te laten ontstaan. Bij het maken van een film komen veel verschillende disciplines samen. Muziek, literatuur, vormgeving, theater en soms dans komen samen in de discipline film. Ook kun je over bijna alle dimensies iets zeggen bij film.

De opdracht: De opdracht: maak een korte film waarbij je de kenmerken die je geleerd hebt toepast.

Dat doe door de volgende stappen te volgen:

1. Verkennen: leer de verschillende kenmerken van film
2. Artistiek onderzoek: zelf aan de slag met je eigen idee
3. Uitwerken: verwerk je idee tot een korte film
4. Presenteren: presenteer je eindwerk

Vijf kenmerken van film

Film maken is een complex proces waar veel bij komt kijken. Hieronder beschrijven we vijf kenmerken waar filmmakers zich mee bezighouden.

Verhaal en regie
Een goede film begint vaak met een goed verhaal. Een verhaal bevat personages, die zich in bepaalde situaties bevinden, bijzondere ervaringen hebben en conflicten meemaken. Ook kun je het verhaal chronologisch laten verlopen of werken met flashbacks en flashforwards. Houd bij het schrijven rekening met het volgende.

Personages: bedenk sterke personages, wie zijn ze, waarom zijn ze zo, hoe kunnen we zien dat ze zo zijn, wat zijn hun omstandigheden, wat gaan ze doen?
Scenes: een film bestaat uit scenes, zet deze stevig neer. Vaak bestaat een scene uit een introductie (begin), confrontatie (midden) en een oplossing (einde).
 
Opdracht 1: Schrijf een idee voor een film en een scene uit die film uit op de manier die je hieronder ziet. Note: dit is om te oefenen, dit wordt nog niet de uiteindelijke film.                

Camera en kadering
Naast dat je een verhaal vertelt doordat de personages tekst hebben, vertel je ook een verhaal zonder woorden maar met beeld. Je gebruikt hierbij kadering en camerastandpunten. Kadering is de beelduitsnede, het deel van het totaal dat je als kijker op het scherm te zien krijgt.
Camerastandpunten bepalen de blikrichting of het perspectief. Je kunt bijvoorbeeld filmen alsof je door de ogen van een personage kijkt. In een storyboard leg je dit soort informatie vast. Je kunt gebruik maken van de volgende soorten shots:

• Close-up: een detail of gezicht vult beeld
• Medium close:
• Medium shot: personage ten voeten uit
• Medium long:
• Longshot: van veraf gefilmd
• Over the shoulder

Opdracht 2: Maak een storyboard van de scene die je bij opdracht 1 verzonnen hebt.

Vormgeving
Vormgeving maakt ook deel uit van het vertellen van een verhaal zonder woorden. Het karakter van een personage kun je bijvoorbeeld ook laten zien door het uiterlijk. Ook de belichting, het “decor”, de rekwisieten vertellen een verhaal.

Dit alles wordt ook wel mise-en-scene genoemd.
Denk hierbij aan:

• Hoe wordt de handeling in scene gezet?
• Wat voor acteurs heb je nodig?
• Welke rekwisieten en kleding?
• Wat voor belichting?
• Welke handelingen laat je de acteurs verrichten?
• Hoe moeten ze de personage uitbeelden?

Uitbeeldings-mogelijkheden zijn:

• Het uiterlijk van de acteur
• Het gesproken woord en toon
• Gebaren, mimiek, houding
• Kostuums, coiffure, grime
• Decors, rekwisieten

Opdracht 3: Beschrijf de mise-en-scene van de scene uit opdracht 1.

Geluid
Geluid is heel belangrijk bij het ervaren van de film. Een hele spannende scene is vaak veel minder spannend als je het geluid uitzet. Bij geluid kun je denken aan de volgende elementen:
Stemgeluiden
Muziek
Signalen en effecten

Binnenbeeld geluid: Moet altijd gemotiveerd zijn: je ziet het ook
Buitenbeeld geluid: geeft de filmmaker veel ruimte de film te sturen

Montage
Scenes van een film worden zelden opgenomen in de uiteindelijke volgorde. Los geschoten shots krijgen pas betekenis als ze aan elkaar worden geplakt tijdens de montage. En ook hier kun je spelen met de volgorde. Voor deze opdracht is het belangrijk dat je in de gaten houd dat dit onderdeel tijd kost en dat je iemand in de groep hebt die dit goed kan.

Maak met je groep een presentatie van het project. Bespreek in ieder geval het volgende:

1. Een interessant stukje informatie dat je gevonden tijdens verkennen
2. Bespreek hoe je de dimensies terug hebt gezien
3. Je proces, hoe ben je bij het eindidee gekomen?
4. Je eindwerk
5. Doe iets leuks/origineels, we zijn niet opzoek naar een spreekbeurt, we willen iets leuks meemaken